Bòós
In het werken met in hun jeugd getraumatiseerde mensen kan het niet anders of het thema Boosheid komt aan de orde. Hier wil ik het hebben over mensen die in hun jeugd dermate bedreigd of mishandeld zijn dat hun boosheid ondergronds is gegaan. Ze hebben ervaren dat wanneer ze opkwamen voor zichzelf, nee zeiden of zich probeerden te onttrekken aan de invloed van de ouder( of ouders ), dit tot zware straffen leidde.
Onderdrukking
Zo hebben ze geleerd gedwee en aangepast te zijn en precies te doen wat de ouder hun opdroeg. Dit leidde op latere leeftijd tot verinnerlijkte onderdrukking. Ook als de betreffende ouder niet meer leeft, bestaat de onderdrukking nog steeds in de geest van de persoon. Dit kan zich uiten in innerlijke ge- of verboden, stemmen van de ouders in het hoofd of afschrikwekkende beelden die telkens opkomen zodra boosheid ten opzichte van de ouder wakker wordt.
De angst van een persoon die nooit van haar leven haar boosheid heeft geuit is echter enorm. Zowel de angst dat de ouder (vaak over het graf heen)represailles zal nemen, als de angst dat de persoon in het toelaten van boosheid door roeien en ruiten zal gaan. Daarom is boosheid iets wat bij deze cliënten heel voorzichtig, geleidelijk en met de nodige professionaliteit uitgenodigd moet worden.
Een van de vooroefeningen ( die voorbereiden op het meer fysieke uiten van boosheid) die ik in mijn werk als integratieve ervaringsgerichte therapeut hanteer is de volgende:
Ik laat de cliënt aan de keukentafel zitten en leg een stuk papier op tafel. Ik heb twee bakken met kleurmateriaal, zowel potloden (lekker scherp en hard) als wasco (lekker kleurrijk en dik) waaruit de cliënte kan kiezen.
Dan vraag ik haar eerst om een stevig kader te tekenen waarbinnen de boosheid geuit kan worden. Zodat het afgebakend is en niet alle kanten op kan exploderen.
Vervolgens vraag ik haar een kleur te kiezen die staat voor de boosheid. Ze kan kiezen of ze met rechts of met links wil werken(voor sommige cliënten voelt de linker hand als passender om emoties mee tot expressie te brengen). Dan leg ik uit dat ik een teken geef waarop ze kan beginnen met haar boosheid te uiten en dat ik rustig tot drie tel en dan stop zeg waarop ze stopt met tekenen of krassen. Als ik zie dat ze het begrepen heeft en met dit voorstel instemt, doen we de oefening zoals afgesproken. Als de cliënte luistert naar het woord stop, betekent het dat ze zichzelf onder controle heeft en dat we de hoeveelheid tellen kunnen uitbreiden. Merk ik echter dat de boosheid direct zo heftig is dat clIënte niet stopt op mijn teken. Dan leg ik rustig mijn hand op haar hand ten teken dat ze moet stoppen. Vaak brengt dit cliënte wel weer bij zinnen. Dan geef ik uitleg over de boosheidsthermometer. We kunnen van 0 tot 100% boosheid ervaren. Ergens tussen de 0 en 100 ligt een gebied dat ik aangeef met een dikke rode band. Ik zeg: dit is het punt waarop we over de rooie gaan. Dat wil zeggen dat we geen controle meer hebben over ons handelen en niet goed meer weten wat we doen. Dit begrijpen en herkennen mijn cliënten eigenlijk altijd direct.
Ik vertel ze dat het nodig is om te leren aanvoelen wanneer de rode lijn nadert en te leren zelf te stoppen met krassen. Dit omdat het ze niet verder brengt wanneer ze overspoeld raken door hun eigen woede. Ze lopen het risico schade te berokkenen aan zichzelf of anderen of kunnen in herbelevingen terecht komen van oude gebeurtenissen waarin ze zelf slachtoffer waren van de woede van anderen.
Dit proces van leren hun boosheid bewust te uiten kan meerdere sessies in beslag nemen. Echter mijn ervaring is dat zelfs het gedurende slechts een paar seconden uiten van boosheid op een gecontroleerde bewuste manier bij de cliënte een gevoel van opluchting kan geven. Een magisch taboe staat op het punt te worden opgeheven!